Analyse cannabisstudie NIH

Toen ik in 1997 begon met het vertalen van publicaties van de International Association for Cannabis as Medicine (IACM) dacht ik dat wetenschappelijke studies bedoeld waren om de kennis te vergroten maar ik bleef struikelen over contradicties, leugens, vervalsingen, fraude, … Enkele weken geleden werd ik geconfronteerd met een cannabisstudie van het National Institute for Health, het Amerikaanse ministerie van gezondheid (of van ziekte – hoe je het noemen wil). De uitdaging was te groot om ze te negeren. Daarom maakte ik een kort overzicht aan ‘onregelmatigheden’ rond die studie. De titel hieronder en de link maken het makkelijk om naar de originele versie te gaan.

Tekst: JosNijsten2023 – Foto boven: Meve

De studie

“Geotemporospatial and causal inferential epidemiological overview and survey of USA cannabis, cannabidiol and cannabinoid genotoxicity expressed in cancer incidence 2003–2017: part 1 – continuous bivariate analysis”
Authors: Albert Stuart Reece1,2,3* and Gary Kenneth Hulse1,

Reece and Hulse Archives of Public Health (2022) 80:99
https://doi.org/10.1186/s13690-022-00811-8

Opmerkingen over de studie

De studieresultaten zijn erg angstaanjagend, maar dat was blijkbaar de bedoeling van de auteurs.

Een paar punten op een rijtje:

  • Punt één: de studies zijn gesponsord door het NIH – zie referentie 24.
  • De studie is eigenlijk geen studie van cannabis maar een overzicht van eerder gedane studies. Die vroegere studies zijn zorgvuldig geselecteerd uit de voorraad negatieve studies over cannabis van het National Institute for Health (NIH).
  • Het NIH is niet bepaald een betrouwbare bron. Het is het Amerikaanse ministerie van gezondheid, bron van veel controverse en bekend als zeer éénzijdig als het over cannabis gaat. De referenties waarop ze zich baseren voldoen in de meeste gevallen niet aan de regels van objectiviteit (zie artikel 1 intro).
  • Er wordt verwezen naar studies van Gabriel Nahas, een Egyptische ‘wetenschapper’ (zie artikel 2 voor meer info over deze man).
  • Er wordt 12 keer verwezen naar studies van Reese en Hulse, dus de auteurs verwijzen naar zichzelf voor ondersteuning van wat ze vertellen (19-51-52-53-55-69-70-87-91-92-128-129).
  • Er wordt verwezen naar studies die betrekking hebben op “cannabisgebruik”. Dat is een nogal brede term. Gaat het over roken? Gaat het over eten? Over vaporiseren? Roken met tabak? Om daar zekerheid over te hebben moeten alle studies in detail bekeken worden, heel arbeidsintensief en verwarrend. Elk van die studies refereert naar andere studies en zo blijf je bezig. Dat is werk van maanden.
  • Een aantal studies waarnaar verwezen wordt gaan duidelijk over het roken van cannabis, casestudies over zware gebruikers.
  • De laatste 7 referenties zijn studies van synthetische producten die in feite niets met cannabis te maken hebben.
  • Een aantal studies gaan over de genetische wijzigingen, maar die wijzigingen zie je ook bij iemand die niest, of loopt, of slaapt, …
  • Dan zijn er de gemengde studies over cannabisgebruik, cocaïnegebruik, alcoholgebruik, tabaksgebruik, synthetische drugs, … met andere woorden: alles op één hoop.
  • Er zijn ook de studiemethoden. Bijvoorbeeld: “Antidepressant-like effect of cannabidiol injection into the ventral medial prefrontal cortex” – niet bepaald de geijkte manier om cannabis te gebruiken. Of deze: “The effect of a crude marihuana extract on embryonic and foetal development of the rabbit”.
  • Er zijn meerdere studies die enkel gebeurden met dieren of in labo-omstandigheden. Hiervan zijn de “studies” van Nahas een mooi corrupt voorbeeld.
  • En dan zijn er de samenvattingen van studies waarin andere samengevatte studies zijn samengevat. Het klinkt absurd, en dat is het ook: “an overview of systematic reviews” of “a pooled analysis of three studies” zijn maar enkele voorbeelden.
  • En dan zijn er de pseudowetenschappelijke verklaringen van het UNODC. Over de objectiviteit van het UNODC verwijs ik naar Freek Polak (zie video), die daar ervaring mee heeft.
Silenced NGO Partner – CND 2008 video No.1 (Sub: ENG, RUS, GER, BUL)

Om een aantal argumenten te verduidelijken, vind je hieronder twee artikels over de publicatieproblemen en de obstakels bij wetenschappelijke studies.

ARTIKEL 1 – Wetenschap

Richtlijnen voor wetenschappelijk onderzoek.
In de studie “Sudden unexpected death under acute influence of cannabis”, van Benno Hartung, Silke Kauferstein, Stefanie Ritz-Timme en Thomas Daldrup, verwijst de auteur naar de richtlijnen voor medisch-legale autopsieprocedures. Daarin staat onder andere het volgende: “Medico-legal experts must exercise their functions with total independence and impartiality. They should not be subject to any form of pressure and they should be objective in the exercise of their functions, in particular in the presentation of their results and conclusions.” * (22) Brinkmann B. Harmonisation of medico-legal autopsy rules. Committee of Ministers. Council of Europe. Int. J. Legal Med. 1999;113:1–14 * (23) Paul LD, Musshoff F, Untergruppe, Richtlinienerstellung” des Arbeitskreises Qualitätssicherung , et al. Richtlinie der GTFCh zur Qualitätssicherung bei chemisch-toxikologischen Analysen. Toxichem Krimtech. 2009;76(3):142–176 * (24) Basso C, Burke M, Fornes P, Gallagher PJ, de Gouveia RH, Sheppard M, et al. Guidelines for autopsy investigation of sudden cardiac death. Virchows Arch. 2008;452:11–18

Wetenschap en objectief onderzoek

Als wetenschappelijk onderzoek afhankelijk is van budgetten en opdrachten van (multinationale) sponsors, dan botst dit met de bepalingen en de definitie van objectief en onafhankelijk onderzoek. Studies die daar niet aan voldoen staan dichter bij “geloven” dan bij “weten” en horen niet thuis in een wetenschappelijk maar in een religieus of politiek kader. Voor wetenschappelijk onderzoek moeten richtlijnen gevolgd worden. Die richtlijnen gaan over “totale onafhankelijkheid en onpartijdigheid”, “waarbij geen enkele vorm van externe druk aanvaardbaar is, objectiviteit primeert in het uitoefenen van de functie als onderzoeker, in het bijzonder in het voorstellen van resultaten en conclusies.”

In juni 2008 verscheen in Nature het resultaat van een peiling in de VS naar geknoei met onderzoeksresultaten. De auteurs van de studie ondervroegen 2.212 wetenschappers van 605 Amerikaanse instituten die onder het NIH vallen (National Institute of Health) – waartoe ook het National Institute on Drug Abuse (NIDA) behoort.

De auteurs, werkzaam bij het ORI (Office of Research Integrity), projecteerden hun bevindingen op het totaal aan onderzoekers die verbonden zijn aan het NIH en kwamen uit op jaarlijks circa 2.300 onbetrouwbare conclusies, een duizendtal onopgemerkte resultaten niet inbegrepen. Het geknoei gaat over plagiaat (een derde) maar ook vervalste of volledig uit de duim gezogen data. (1)

Fraude vind je terug in alle disciplines van de wetenschap. De ‘ontkenners van klimaatverandering’ hebben de reputatie van de wetenschap en de wetenschapper geen goed gedaan. Alle objectiviteit is zoek als het over de gevolgen van CO² uitstoot gaat. Dat was eerst niet zo want in de jaren 1970 maakten de wetenschappelijke rapporten van alle grote petroleummultinationals al melding van de gevaren van fossiele uitstoot voor het klimaat. De ‘slechte’ rapporten werden snel weggemoffeld en kwamen pas in 2015 in publieke handen.
Zie hierover ook de BBC documentaire “Science under attack” –http://documentaryheaven.com/science-under-attack/

Intussen stromen miljoenen dollars van de Koch brothers en de oliesector naar het Heartland Institute van Chicago om effectontkennende studies te financieren. (2)

Als dit niet drastisch verandert blijven onderzoeksresultaten gissingen en wordt vooruitgang zwaar gehypothekeerd. De Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) verklaarde in 2012 dat in de daaropvolgende jaren zowat vierduizend afgewerkte wetenschappelijke studies moesten onderzocht worden op wetenschapsfraude om het vertrouwen terug te winnen. Na de zaak rond Diederik Stapel in Nederland, is de aanpak verscherpt. Stapel was betrokken bij 55 gevallen van vervalsing van onderzoeksgegevens. Socioloogjurist Kees Schuyt (KNAW) twijfelt aan de oprechtheid van de universiteiten: “Ik weet niet of hun zorg oprecht is of dat ze zich zorgen maken over slechte reclame of hun goede naam.” Onderzoekcentra hebben gekozen voor de commerciële weg, “er is steeds meer samenwerking met bedrijven wat blijkbaar belangrijker is dan onafhankelijke objectieve wetenschap.” (3)

Maar die blinde race achter geld kan heel enge gevolgen hebben. Neem het geval van professor Don Poldermans, een Rotterdamse internist die in 1999 internationaal erkenning kreeg voor zijn onderzoek naar preoperatief gebruik van bètablokkers waardoor ‘de kans op overlijden bij operatie met 90 procent verminderd werd’.

In 2009 werden Europese richtlijnen opgesteld voor het gebruik ervan op basis van zijn onderzoek (hijzelf was voorzitter van de commissie die de richtlijnen opstelde). Ze werden op grote schaal toegediend. Overal ter wereld werden preoperatief bètablokkers voorgeschreven ter preventie van hartinfarct tijdens de operatie. Alleen, er was helemaal geen zekerheid over de (bij)werking ervan. Er waren onregelmatigheden in de studie. Genoeg voor het onmiddellijke ontslag van de onderzoeker.
Zembla maakte er een reportage over die je hier kan zien:
http://tvblik.nl/zembla/levensgevaarlijke-wetenschap.

Geen alleenstaande feiten

Bart Pattyn en Gerrit Storms, hoogleraren aan de KU Leuven pleitten in 2012 voor een radicale wijziging van de mentaliteit. Onderzoek wordt teveel geleid door prestatiedruk waardoor wetenschappers meestal alles in het werk stellen om hun hypothese te doen kloppen. Selectiecriteria worden toegevoegd aan de data om belangrijke resultaten te bekomen. “De tijd is rijp om het probleem recht in de ogen te kijken en een mentaliteit te ontwikkelen waarin accuraat en eerlijk onderzoek voldoening en erkenning genereren, ook als dit leidt tot een verminderde output.” “Iedereen zoekt de grenzen op van het toelaatbare. De druk om met ophefmakende resultaten naar buiten te komen is immens groot. Het enige wat nog telt is het aantal publicaties in wetenschappelijke magazines, om toch maar een zo groot mogelijk budget binnen te rijven. Bovendien wordt achteraf voortgebouwd op dat onderzoek.” (4)

Vooral dat laatste is bijzonder irritant. Praktisch alle studies refereren naar minstens één voorafgaande nepstudie waarin ook weer verwezen wordt naar vorige studies met twijfelachtige gegevens. Daarmee ondermijnen de onderzoekers zichzelf en bedotten ze al de rest.

Als het in Leuven regent, druppelt het in Brussel. Aan de VUB werd een biowetenschapper ontslagen omdat hij als auteur van ‘het zwaarste geval van fraude ooit aan een Vlaamse universiteit’ sjoemelde met gegevens van klinisch onderzoek bij patiënten en manipulatie van onderzoek door zijn studenten. De man experimenteerde met een epilepsiemedicijn op ratten en uit angst zijn financiering te verliezen, verzon hij een effect.

Uit onderzoek (objectief?) blijkt dat acht procent van de wetenschappers het niet zo nauw neemt met medische onderzoeken voor tijdschriften en al eens data verzint, zelfs gegevens wijzigt of weglaat, om hun hypothese te laten kloppen.

En telkens weer wordt met de vinger gewezen naar de publicatiedruk. Onderzoek zonder resultaat wordt niet gepubliceerd. De werkdruk is torenhoog en de competitie is buitensporig. Onderzoekcentra zijn op korte tijd geëvolueerd naar commerciële instellingen waar kwantiteit en rendement op korte termijn de criteria bepalen.
Bij het aanvragen van fondsen en benoemingen worden de onderzoekers afgerekend op hun aantal publicaties. Kwaliteit wordt dus in feite bepaald door kwantiteit. De gevolgen laten zich voelen. Om die neergang terug te draaien zullen de onderzoekcentra hun prioriteiten moeten verleggen. (5)

In die periode werd een wetenschappelijk artikel van de KU Leuven terug ingetrokken wegens ‘onregelmatigheden’. Het werd in 2012 gepubliceerd in het tijdschrift ‘Cerebral Cortex’.

“Door fouten van de eerste auteur werd de beschreven fMRI-data in de ingetrokken paper niet naar behoren geanalyseerd. De fouten werden opgemerkt toen andere leden van het lab de data voor andere doeleinden analyseerden”, luidde de argumentatie. De resultaten konden niet herhaald worden en de gebruikte studiemethode kwam niet overeen met de beschreven methode.

Volgens de onderzoeksleider “stond de auteur onder zeer grote druk en werkte met een tijdelijk contract, maar een deel van die druk leggen we ons zelf op. Er zijn veel geïnteresseerden voor weinig posities. Door die sterke competitie kun je soms problemen krijgen.” Voor de toen pas verkozen rector Rik Torfs was de aanpak van de publicatiedruk één van de programmapunten. (6)

En de berichten houden aan. De maand is nog niet uit en aan de Vrije Universiteit Brussel wordt een doctorstitel Rechten en Criminologie wegens plagiaat ingetrokken. (7)

Begin juli 2013 is het weer prijs. Een Belgische psychologe die aan de Erasmus Universiteit Rotterdam werkt(e) moest een wetenschappelijk artikel terugtrekken wegens twijfel over de juistheid van de resultaten na gegoochel met gegevens over proefpersonen. (8)

Een maand later wordt in Nederland een Belgische professor betrapt op gesjoemel met bloedstalen. Zij was ’s avonds en ’s nachts actief in het positief maken van negatieve resultaten. (9)

In een opiniestuk voor DeWereldMorgen beschrijft Jan Blommaert, hoogleraar universiteit Tilburg, de publicatiedruk op de onderzoekers als volgt:

“De kern van het probleem van de publicatiedruk ligt dan ook in de ruimte die men schenkt aan onderzoek. Wie geen tijd heeft om onderzoek te doen zal niets te publiceren hebben; als er toch wordt gepubliceerd gaat het om betwistbaar, oppervlakkig, irrelevant of compleet frauduleus werk.”

“Het overgrote deel van die publicaties is het lezen niet waard. Niemand leest ze dan ook. Ze dienen enkel voor het aanvinken van “targets” en “deliverables” in de jaarlijkse evaluaties, en voor de winstmaximalisering van de grote uitgeverijen die het monopolie houden op deze publicaties.” (10)

Aan het einde van zijn academische loopbaan schetste Pieter Saey (ereprofessor aan de Universiteit Gent, vakgebied sociale geografie, en doctor in de geografie, in de ruimtelijke planning en in de politieke wetenschappen) in oktober 2007 in zijn afscheidsrede zijn bezorgdheid over de toenemende publicatiedruk. DeWereldMorgen publiceerde in 2013 een door Pieter Saey geactualiseerde versie van die afscheidsrede. Hierin geeft de professor een zeer leerrijk overzicht van de situatie van de laatste jaren. De volledige tekst lees je hier: http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2013/08/26/academische-publicaties-in-maatschappij-van-winners-en-losers (11).

We kunnen hier natuurlijk blijven opsommen maar ik denk dat het punt gemaakt is.

Eentje van de nieuwe generatie fraude kan er nog wel bij. Begin 2014 ontdekte een Franse computeranalist dat bepaalde wetenschappelijke publicaties niet door wetenschappers geschreven waren maar door computers, met behulp van het softwareprogramma SCIgen. Meer dan 120 gepubliceerde papers werden ingetrokken. (12)

Wetenschappers vervangen door robots

Er moeten dan ook zonder verder uitstel oplossingen gevonden worden als wetenschap niet wil devalueren tot geloofschap.

Daarvoor even terug naar Rik Torfs, rector van de KU Leuven, en zijn belofte van 2013. Einde 2015 kregen we in De Morgen een stand van zaken:

Torfs botst op problemen. Het financieringsdecreet dat het budget bepaalt voor de Vlaamse universiteiten stelt de dotatie vast aan de hand van het aantal publicaties van elke instelling.

Torfs wilde het voorbeeld van de Harvard Business School volgen en vanaf het academiejaar 2016-2017 een biosketch introduceren. Daarin vertellen de kandidaten wie ze zijn en wat hun inbreng kan zijn of is, in hun onderzoeksveld. Op die manier is het belang van de kwantiteit minder doorslaggevend. Onderzoekers die zich vooral richten op veel publicaties, zullen door de mand vallen omdat ze “zelden een grote visie hebben over wat achter hun werk schuilgaat”. (13)

In augustus 2013 onderschreef de Actiegroep Hoger Onderwijs, een groep van 150 Vlaamse academici (twee weken later staat de teller op 5.200) onder leiding van de Gentse historicus Koen Aerts, een pleidooi voor verandering en ook zij botsten op het financieringsysteem dat gebaseerd is op kwantiteit in plaats van op kwaliteit. De volledige tekst van het pleidooi vind je hier:  https://actiegroephogeronderwijs.wordpress.com/open-brief/ 14)

Enkele maanden eerder hadden meer dan 200 wetenschappers, wetenschappelijke organisaties en uitgevers, een oproep gelanceerd om de evaluatie van wetenschappelijk onderzoek te hervormen. De basis hiervoor werd gelegd in San Francisco tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de ‘American Society for Cell Biology’ (ASCB) in december 2012. De lijst van de ondertekenaars vind je hier: http://www.ascb.org/?s=SF+declaration+2012

In hun ‘Declaration on Research Assessment’ (DORA), wordt de nadruk weer opnieuw gelegd op de publicatiedruk. “De waarde die aan wetenschappelijk onderzoek wordt meegegeven, wordt in grote mate bepaald door de ‘Journal Impact Factor’ die jaarlijks door Thomson Reuters wordt gepubliceerd. Daarin wordt aangegeven hoeveel verwijzingen naar publicaties over het werk van de individuele wetenschappers de twee voorafgaande jaren zijn geregistreerd.

De ondertekenaars schrijven dat “de ranglijst een vertekend beeld dreigt te schetsen van het wetenschappelijk onderzoek. Dat systeem creëert niet alleen mogelijkheden tot manipulatie maar bovendien wordt abstractie gemaakt van de reële impact van de studies, onder meer op het gebied van gezondheid en overheidsbeleid.”

Zij krijgen daarin steun vanuit alle wetenschappelijke disciplines, waaruit blijkt dat de bezorgdheid algemeen is en dat het huidige systeem het wetenschappelijk oordeel vertekent, carrières afremt en waardevol werk beschadigt.” (15)

Uit protest tegen de publicatiedruk stopte professor wetenschapsfilosofie Gustaaf Cornelis van de Vrije Universiteit Brussel, vanaf september 2013 de registratie van de wetenschappelijke artikels die hij schreef. “Ik ben helemaal niet tegen registratie, sterker nog, registratie en controle zijn nodig, maar de enige reden voor de huidige registratie is kwantificering om het geld te verdelen. Dat is oneerlijk”, stelt Cornelis, “ik sta niet alleen: Nobelprijswinnaar Rancy Schekman had al tot een vergelijkbare boycot opgeroepen voor de tijdschriften Nature en Science.” (16)


Bronnen

(1) Wetenschappers spelen vaker vals dan gedacht 20080618 vrt
(2) Belangrijke wetenschappers betaald voor ontkenning klimaatverandering 20120216 hln
(3) Onderzoek wetenschapsfraude moet groter, anders blijft het gissen 20120922 nrc we
(4) Hoogleraren KUL pleiten voor collectief mea culpa over wetenschappelijke fraude 20121112 belga
(5) Biowetenschapper van VUB pleegde ‘grootste fraude ooit’ 20130321 belga dwm
(6) Wetenschappelijk artikel KU Leuven teruggetrokken 20130523 belga
(7) Nieuw geval van wetenschapsfraude aan VUB 20130530 vrt
(8) Belgische psychologe trekt wetenschappelijk artikel terug 20130705 belga
(9) Belgische professor ontslagen in Nederland na fraude met bloedmonsters 20130816 DM
(10) Publicatiedruk maakt academische publicaties nauwelijks lezenswaardig 20130822 DWM
(11) Academische publicaties in maatschappij van winners en losers 20130826 DWM
(12) Meer dan 120 gepubliceerde papers ingetrokken: computer schreef ze 20140225 DM
(13) KU Leuven strijdt tegen de publicatiedruk 20150921 DM
(14) Zo kan het niet langer aan de universiteit 20130821 DM
(15) Scientific insurgents say Journal Impact Factors distort science 20130516 ASCB
(16) Publicatiedruk: VUB-professor weigert publicaties te registreren 20140225 brusselnieuws.be

ARTIKEL 2 Cannabis, pers en politiek

Parlementsleden hebben dagelijks de beschikking over wat de nationale en internationale pers te bieden heeft. Het mag niet verwonderen dat zij zich beperken tot de titels en de stukjes die over hen of over hun politieke partij gepubliceerd worden. Dat is geen geheim en dat kan hen ook niet kwalijk genomen worden, het is een overdosis (des)informatie.
De oppervlakkigheid groeit elke dag een beetje meer en uiteindelijk wordt alles kritiekloos geabsorbeerd.

“Cannabisgebruik maakt kwetsbaarder voor heroïne” kopt een Vlaamse sensatiekrant. In het artikel verwijst de auteur naar een publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift en trekt daaruit de conclusie dat “daarmee de steppin’stone theorie bewezen is”.

Dat is wat de kranten ons voederen. De journalist verwijst naar een artikel waarvan de inhoud werd samengevat door een groot persagentschap maar heeft het oorspronkelijk artikel niet gelezen. Wie dat wel doet wordt geconfronteerd met een heel ander verhaal. De studie werd uitgevoerd door Yasmin Hurd van het Mount Sinai Hospital in New York. Het gaat niet over cannabis maar over THC, één van de vijfentachtig cannabinoïden en een vijfhonderdtal andere stoffen die in de cannabisbloem interageren.

Het gaat ook niet over natuurlijke THC maar over één synthetische cannabinoïde die WIN55,212-2 genoemd wordt. Het is een molecule die enige gelijkenis en veel ongelijkenis vertoont met natuurlijke THC. Die ongelijkenis is noodzakelijk voor het verwerven van een patent op de synthetische stof die trouwens ook veel krachtiger is dan natuurlijke THC.

De studiemethode staat ver verwijderd van reëel cannabisgebruik.

WIN55,212-2 wordt opgelost in ethanol en daarna verdampt onder stikstof. Wat overblijft wordt opgelost in een 0,9% NaCl verdunning en een emulgator E433 wordt toegevoegd. Die vloeistof wordt dan bij ratten ingespoten onder het buikvlies. Onder verdoving met isufluran wordt de ingebrachte katheder gespoeld met heparine en ampicilline. De rat krijgt een pijnstiller carprofen toegediend en wordt getraind op het indrukken van een knop in zijn kooitje. Bij elke druk op de knop krijgt de rat een dosis methadon toegediend.

Wie daaruit concludeert dat cannabisgebruik kwetsbaar maakt voor heroïnegebruik is geen wetenschapper maar een oplichter.

Maar daarover staat niets in de krant. Daar staat enkel de grote titel. Toegegeven, “cannabis” of “marihuana” zijn betere eyecatchers dan WIN55,212-2.

De politicus heeft enkel de titel gelezen. En dat moet volstaan, het past immers perfect in de prohibitiekerk.

Het is maar één voorbeeld van desinformatie. De wetenschappelijke tijdschriften staan bol van soortgelijke nonsens, enkel gevoed door publicatiedrang en budgetverwerving.

“Studie wijst uit dat marihuana de groei van hersencellen beïnvloedt”, titelt de Journal of Clinical Investigation (what’s in a name?). En weer heeft de onderzoeker een methode gebruikt die mijlen ver staat van een reële gebruiksmethode. Muizen kregen namelijk HU-210 in de hersenen ingespoten. HU-210 is een synthetische cannabinoïde die tot achthonderd keer sterker is dan natuurlijke THC. Dergelijke studieresultaten projecteren op marihuanagebruik is onwetenschappelijk.

“Cannabis kan het hart schaden”
Op 24 april 2014 publiceerden talloze websites over de toxiciteit van cannabis en schreven over de “dodelijke risico’s van cannabis”. Het originele artikel verscheen in de Journal of American Heart Association en die conclusie is gewoon fout. De hoofdauteur van de studie, professor Emilie Jouanjus, is verbaasd en geprikkeld.

Een patiënt wordt onderzocht om de oorzaak van een probleem vast te stellen. Als een eerste onderzoek geen veel voorkomende oorzaak aan het licht brengt, wordt verder gezocht naar “ongewone” oorzaken. Dat kan medicatie zijn of een andere chemische stof.

Tussen 2006 en 2010 werden cardiovasculaire stoornissen vastgesteld bij 35 van de 1979 onderzochte gevallen in Frankrijk. “Een oorzakelijk verband is evenwel zeer moeilijk te bewijzen”, stelt Jouanjus. De cijfers zijn gebaseerd op verklaringen van patiënten. Een stijging van het aantal verklaringen kan voortvloeien uit puur sociologische oogpunt. Mensen zijn meer geneigd met hun arts over cannabis te praten, aldus de onderzoekster.

Belangrijk is vast te stellen of, zelfs in uiterst zeldzame gevallen, de schadelijke effecten op cannabis kunnen afgeschoven worden. Probleem is dat Europeanen doorgaans een mengsel van cannabis en tabak roken. “Het begrenst onze onderzoeksmogelijkheden omdat in Frankrijk tabak en alcohol niet tot de illegale drugs behoren en dus niet in een vergelijkende studie met illegale drugs aan bod kunnen komen (addictovigilance tegenover pharmacovigilance).”

Het kan dus net zo goed te wijten zijn aan tabak. Een klein percentage hartziekten doet zich bij jonge mannen voor en daartussen bevinden zich ook cannabisgebruikers. Een oorzakelijk verband is er niet. De oorspronkelijke titel zegt wat het is: “Signal of increasing risk of serious cardiovascular disorders”. Het is een signaal, een te onderzoeken piste, meer niet, besluit Jouanjus.

Een ander storend element in veel wetenschappelijke artikels over drugs is het veelvuldig herhalen van de term ‘illegaal’, alsof het een farmacologische eigenschap is.

Ik citeer:

“De vele elementen die een rol spelen in het opstapfenomeen maken het moeilijk om een definitief oorzakelijk verband te leggen tussen cannabis en het latere MISBRUIK van andere ILLEGALE drugs.”

“Bij wie cannabis gebruikt op de leeftijd van 14 jaar of jonger is er later een hoger percentage MISBRUIK van ILLEGALE drugs.”

Ook professor Didier EBO van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen laat zich daaraan vangen en schrijft in zijn allergieonderzoek: “Onze gegevens wijzen erop dat ILLEGAAL CANNABISMISBRUIK een cannabisallergie kan veroorzaken.”

Wat met het ILLEGAAL GEBRUIK? Wat met het LEGAAL GEBRUIK? Wat met het LEGAAL MISBRUIK?

Als de ILLEGALITEIT het probleem is, maak het dan in naam van de volksgezondheid maar snel legaal.

Als dan zulke nepstudies – want dat zijn het – gebruikt worden als referentie in een nieuw onderzoek dan maakt die besmetting dat nieuw onderzoek even waardeloos als zijn referenties. Het wordt dan uiterst moeilijk om nog een objectief studieresultaat te vinden. Je zal ontdekken dat de meeste studieresultaten gebaseerd zijn op vergiftigde conclusies, een besmetting die zich uitbreidt en zich als een kwaadaardig virus verspreidt.

Een mooi voorbeeld daarvan is het geval van de “cannabisdoden”.

Professor gynecologie aan de ULB Hendrik Cammu bracht tijdens het debat op de studiedag cannabis van JongVLD in maart 2014, gevallen ter sprake van overlijden door cannabis. Op mijn vraag waar zijn wetenschap vandaan komt antwoordt hij met een onderzoeksresultaat van februari 2014. Die studie steunt op vroegere resultaten en baseert zich voornamelijk op de “apenstudie” van Gabriel Nahas uit 1972. De apenstudie is een experiment van Nahas (toen in dienst van NIDA) waarbij hij een aantal primaten een gasmasker opzette en daar gedurende vijf minuten ononderbroken de rook van zo’n honderd gram cannabis doorjaagt. Het resultaat is hersenschade en dood door verstikking. Nahas werd wegens onderzoeksfraude financieel drooggelegd en trok naar Frankrijk om er drugsadviseur van Chirac te worden.

In 1993 publiceerde “Maintenant” een artikel van schrijfster en cannabisactiviste Michka, waarin Nahas volledig ontdaan wordt van zijn wetenschappelijke waarde. Michka werd voor de rechter gedaagd maar die oordeelde dat Nahas wel degelijk een kwakzalver was. De man verdween maar zijn nepstudies blijven nieuwe wetenschappelijke studies vergiftigen.

Daaruit kan enkel besloten worden dat de auteurs de studies waarnaar ze verwijzen, niet lezen of zich bewust laten vergiftigen. Het duurt immers jaren, zo niet decennia vooraleer iemand tot op de bodem gaat. Veel studieresultaten zijn gebaseerd op vergiftigde conclusies, een besmetting die altijd groter wordt.

Zo blijft de studiefinanciering intact, de pers zorgt voor de in het oog springende titels zonder zich om de inhoud te bekommeren, de politici laten zich al dan niet vrijwillig ringeloren met sloganeske titels zonder zich de vraag te stellen of wat ze lezen wel correct is.

Als dan die slogans ook nog gebruikt worden om een verbod op cannabis te verantwoorden dan spreken we over wanbeleid.

Jos Nijsten

Bronnen

Neuropsychopharmacology (2007) 32, 607–615. doi:10.1038/sj.npp. 1301127; published online 5 July 2006 – Adolescent Cannabis Exposure Alters Opiate Intake and Opioid Limbic Neuronal Populations in Adult Rats – Maria Ellgren1, Sabrina M Spano1 and Yasmin L Hurd

Cannabinoids promote embryonic and adult hippocampus neurogenesis and produce anxiolytic- and antidepressant-like effects – Wen Jiang, Yun Zhang, Lan Xiao, Jamie Van Cleemput, Shao-Ping Ji, Guang Bai and Xia Zhang, Neuropsychiatry Research Unit, Department of Psychiatry, University of Saskatchewan, Saskatoon, Saskatchewan, Canada. Department of Neurology, Xijing Hospital, Fourth Military Medical University, Xi’an, People’s Republic of China. Department of Biomedical Sciences, Dental School, Program in Neuroscience, University of Maryland, Baltimore, Maryland-USA.

Cannabis Use: Signal of Increasing Risk of Serious Cardiovascular Disorders – Emilie Jouanjus, PharmD, PhD; Maryse Lapeyre‐]Mestre, MD, PhD; Joelle Micallef, MD, PhD, The French Association of the Regional Abuse and Dependence Monitoring Centres (CEIP‐]A) Working Group on Cannabis Complications*

2014 04 28 Cannabis et accidents cardiaques : une piste  à explorer… rien de plus – http://www.allodocteurs.fr/actualite-sante-cannabis-et-accidents-cardiaques-une-piste-a-explorer-rien-de-plus-13266.asp

Toxicology and pharmacology of cannabis sativa with special reference to Δ 9-THC – Author: Gabriel G. NAHAS – Pages: 11 to 27 – Creation Date: 1972/01/01 – Toxicology and pharmacology of cannabis sativa with special reference to Δ 9 –THC – M.D. Ph.D. Gabriel G. NAHAS Professor of Anaesthesiology, College of Physicians and Surgeons of Columbia University, New York

Het Laatste Nieuws juni 2006 – “Cannabisgebruik maakt kwetsbaarder voor heroïne”
De Morgen 4 april 1996 – ‘Cannabisoorlog in Parijse rechtzaal’ – Prof. Isabelle Stengers https://www.ulb.ac.be/rech/inventaire/chercheurs/3/CH2533.html – Archief cannaclopedia.

Mama Africa (Peter Tosh) feat. Andrew Tosh | Song Around The World | Playing For Change
Watch on YouTube – Jamaican Tour Guide

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *